De kerkzaal van De Hoop is rechthoekig met een halfronde absis waar het altaar in gestaan heeft. Langs de beide lange zijden en langs de noord- of achterzijde van deze zaal loopt een galerij die wordt gesteund door een achttal Toscaanse zuilen. Ook op de omloop staan acht van zulke zuilen – recht boven de onderste – om het gewelf te ondersteunen. Op de achtergalerij stond vroeger het kerkorgel. Naar voren toe lopen de galerijen niet door tot het koor. Door deze verkorting van de omloop is een pseudo-transept gevormd, waarmee de hiërarchie tussen de verschillende delen van de kerkruimte wordt benadrukt en het zicht op het altaar verbeterd.

Interieur De Hoop in 1907, tijdens het priesterjubileum van pastoor Vermeulen.

Decoraties
Het interieur van De Hoop vertoont een sterke verwantschap met dat van de Amsterdamse schuilkerken De Liefde en de kapel van het Maagdenhuis, zoals we die kennen van oude prenten. Het ontwerp van De Hoop was – vrijwel zeker – van de meester- metselaar W. van Wouw. Het stucwerk met alle versieringen was van de hand van de stukadoors gebroeders J. en M. de Wolff.

De decoraties zijn uitgevoerd in Lodewijk XVI stijl, voornamelijk in stucco. Rondom de kerkruimte loopt langs de onderkant van het gewelf een architraaf met trigliefen en met classicistische rozetten versierde metopen en daarboven een kroonlijst. De zaal zelf is verder eenvoudig, dit in tegenstelling tot het koorgedeelte met zijn rijke stucdecoraties en nissen voor heiligenbeelden. De altaarnis wordt aan weerszijden omrand door twee pilasters met vergulde Ionische kapitelen en bekroond door de vergulde (Griekse) letters IHS en een kruis, gevat in een vergulde cirkel. Deze cirkel is weer ingeklemd tussen vergulde krulversieringen. De letters IHS kunnen verwijzen naar de eerste drie letters van het Griekse IHSOYS (IÈSOUS; Jezus) maar ook naar het Latijnse Iesus Hominum Salvator, Jezus redder der mensen. Of Iesus Hortatur Sanctorum (Jezus de vermaner der heiligen); of In Hoc Salus, hierin (ligt) het heil; of In Hoc Signo (Vinces), in dit teken (zult gij overwinnen).

De Amsterdamse schuilkerk De Liefde. Hoewel zonder galerij is er qua stijl en decoraties een sterke verwantschap met De Hoop.

 

Het anker als symbool van De Hoop, dat door een engel wordt vastgehouden.

Allegorische voorstellingen
Boven de nissen in de absis zijn allegorische reliëfs aangebracht. Aan de oostzijde (aan de linkerkant van de altaarnis) gaat het om het Lam Gods met in zijn poten een kruis en liggend op het boek met de zeven zegels uit de Apocalyps. Het pendant aan de overzijde is een allegorie op de Christelijke caritas, een pelikaan die haar jongen met haar eigen bloed voedt.

Nis in het transept met daarboven de symbolen van het Oude Verbond, na de brand.

Het absisgewelf is versierd met vergulde allegorische voorstellingen van Geloof, Hoop en Liefde (van oost naar west). Het Geloof wordt gesymboliseerd door een kruis, een pausenkroon en een miskelk met hostie. De Hoop, recht boven het altaar, door een engel die een anker vasthoudt. De Liefde wordt weergegeven door een brandend hart dat stralen uitzendt. Boven de engel met het anker is het Oog Gods in een stralenkrans afgebeeld. Ook aan weerzijden van de absis worden de nissen van het transept bekroond met reliëfs. Aan de oostzijde is dat een allegorische voorstelling van het Nieuwe Testament: een pausenkroon, een wierookvat en een miskelk met hostie. Het Oude Testament, aan de westzijde van het koor, wordt gesymboliseerd door de tafel met de toonbroden, de tafelen der wet (de Tien Geboden), een wierrookvat en de kroon en scepter van koning David, rustend op diens koningsmantel.

Het door Johannes Voorhout (1647-1717) in 1696 gemaakte schilderij van Jezus’ verrijzenis.

Drie schilderijen en een ets
Kort na de voltooiing van de restauratie werd het interieur van De Hoop verrijkt met twee schilderijen. Als eerste is dat het grote, door Johannes Voorhout (1647-1717) in 1696 gemaakte schilderij van Jezus’ verrijzenis, dat een centrale plaats in de absis kreeg. Het schilderij is afkomstig uit de Amsterdamse Begijnhofkapel. Het werd daar overbodig toen in 1999 het altaarstuk dat oorspronkelijk in deze kapel gehangen heeft, de ‘Maria Hemelvaart’ van Nicolaas Cornelisz Moeyaert, in Amerika teruggevonden en opnieuw verworven werd. De Stichting Het Begijnhof heeft het werk van Voorhout toen aan ‘Stadsherstel’ in bruikleen gegeven om het interieur van De Hoop mee op te luisteren. Hiermee kreeg de lege nis de nodige kleur en diepte.

Het tweede schilderij is een in 1716 vervaardigd jeugdwerk van de beroemde 18de eeuwse schilder Jacob de Wit (1695-1754). Het hangt aan de westelijke zijmuur en laat de wonderbaarlijke genezing door Christus zien, zoals door drie evangelisten in het Nieuwe Testament beschreven staat (Mattheüs 9: 1-8, Marcus 2: 1-12, Lucas 5: 18- 26): het verhaal van de genezing van een lamme te Kafarnaüm. Het stuk is afkomstig uit het pand Kalkmarkt 7, dat in 1978 aan Stadsherstel gelegateerd werd. Aangezien het kunstwerk na restauratie van het betreffende pand niet teruggeplaatst kon worden, werd besloten het te laten restaureren en daarna in de kerkzaal van De Hoop te hangen. Tot voor kort was niet bekend wie het gemaakt heeft. Het is aan Guus van den Hout, toenmalig directeur van het Museum Amstelkring (‘Ons’ Lieve Heer op Solder’) te danken dat het schilderij aan Jacob de Wit kon worden toegeschreven; zowel vanwege de stijl als door herkenning van de moeilijk leesbare signatuur. Aan Guus van den Hout danken we trouwens ook de bovenstaande interieur- en decoratiebeschrijving van De Hoop.

De door Jacob de Wit geschilderde genezing van een lamme te Kafarnaüm.

 

Het portret van pastoor Van Houtem (1788-1831)

Een aantal jaren later kwam er nog een derde schilderij bij: een portret van pastoor C.C. van Houtem (1788-1831). Het dateert uit de 19de eeuw en hing tot dan toe altijd in de Diemense pastorie. Maar de Sint Petrus’ Bandenparochie vond dat het in De Hoop beter tot zijn recht kwam en gaf het schilderij in bruikleen aan Stadsherstel Amsterdam, eigenaar van De Hoop, om het daar een passende plaats te geven.